Bibliotheca nihilisma

Iets een naam geven, iemand een naam geven, het is de oervorm van een stempel drukken. Het is deze bijzondere wereld van de eigennaam, waar schrijfster en filosofe Connie Palmen uitvoerig over heeft geschreven. Zij benadert in haar Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates de paradoxale positie van de eigennaam in de menselijke cultuur. Aan de ene kant benadrukt de eigennaam de eigenheid van het individu, maar aan de andere kant is het ervoor verantwoordelijk dat datzelfde individu gemeengoed wordt. Het is dankzij de eigennaam dat iemand onderwerp van gesprek kan zijn, het geeft anderen de mogelijkheid over je te praten. Dit maakt de eigennaam tot een paradoxale verschijning.

Zo’n eigennaam is niet iets dat voorbestemd is voor alleen maar individuen. We geven immers ook dieren namen, geven auto’s merknamen. We hebben de eigennaam nodig om op een fatsoenlijke manier met elkaar in contact te kunnen komen. Het is een noodzakelijk aspect van communicatie en is daarmee een onmisbaar aspect van de hedendaagse cultuur.

In deze tekst wil ik stilstaan bij een bijzondere vorm van eigennaam. Een vorm die mijn aandacht op zich heeft weten te vestigen. De eigennaam van een particuliere bibliotheek. Voor een algemene bibliotheek is een eigennaam niet bijzonder, het is de manier om gevonden te worden. Maar een persoonlijke verzameling boeken vraagt niet noodzakelijkerwijs om een naam. De reden dat deze naamgeving mijn interesse heeft, is omdat mijn persoonlijke verzameling boekbanden ondertussen de vorm heeft gekregen dat het ook subtiel schreeuwt om een naam. Althans, dat heb ik mezelf wijsgemaakt, om me maar in dit onderwerp te kunnen verdiepen. In die zoektocht naar naamgeving, heb ik geprobeerd te achterhalen welke handvatten of ongeschreven richtlijnen er zijn om tot een naam van een particuliere bibliotheek te komen. Hoe smelten de eigennaam en de verzameling titels samen tot een gezamenlijke horizon?

Het eigenaardige van zo’n verzameling boeken, is dat voor de buitenwereld hooguit de titels en de auteurs zichtbaar zijn. De altijd en per definitie vervreemde buitenstaander kan er hooguit een logica in denken te zien, een vermoeden hebben waarom de verzameling in elkaar zit, zoals het in elkaar zit. Maar nooit is met zekerheid te zeggen dat de gedachtegang van de buitenstaander klopt. De particuliere bibliotheek is een unieke verzameling boeken en boekobjecten, opgebouwd op grond van ongeschreven wetten en regels. Een stelsel aan regels die iedere verzamelaar aan zichzelf oplegt, waar hij zichzelf aan onderwerpt. Het gaat schuil achter een in mist gehulde hiërarchie. De particuliere bibliotheek is verdeel en heers in optima forma.

De handvatten die ik tijdens mijn zoektocht tegenkwam waren divers. Het is mogelijk de naam van de bibliotheek te koppelen aan je eigen naam. Een mooi voorbeeld – overigens met een dito bibliotheek – is Danny Habets. Zijn particuliere boekenverzameling luistert naar de naam Bibliotheca Habetsiana.

Natuurlijk kan er ook worden gekozen voor een bepaald thema waar een boekenkast omheen is gebouwd, of kan een inspirerende denker of schrijver als uitgangspunt worden genomen voor de naamgeving van het geheel. In de afgelopen periode heb ik een aantal auteurs in het bijzonder die ik waardeer vanwege hun oeuvre, omdat ze mij tot denken weten te zetten en uitdagen van de gebaande paden af te wijken. Maar dit heeft voor mij niet geleid tot bijvoorbeeld een Bibliotheca Mulischiana.

Om toch tot een naam te komen ben ik gaan kijken naar wat ik het afgelopen lustrum las, wat me inspireerde, wat me tot denken wist te zetten en waar ik al lezend op de vingers werd getikt. Tegelijkertijd heb ik me afgevraagd waarom ik de boeken lees die ik lees. Er is een tsunami aan titels die ik ook zou kunnen lezen, toch kies ik ervoor bepaalde boeken te lezen. Waarom pak ik wel Macht en onmacht van Tineke Beeckman, maar laat ik De liefde voorbij van ???? vooralsnog links liggen? Welk doel heeft mijn lezen, mijn denken en schrijven? Of, nog banaler: heeft mijn lezen, denken en schrijven een doel?

Ik heb een voorliefde voor literatuur een filosofie. Deze twee ogenschijnlijk gedivergeerde werelden komen op een punt – althans, voor mij – bij elkaar: ze moeten geëngageerd zijn. De schrijver en de filosoof moeten een rol willen en kunnen spelen in de samenleving. Zich vrij voelen zich over die samenleving uit te laten en kritisch te zijn op de samenleving als geheel en het individu in het bijzonder. De filosoof die de ivoren toren van de academische wereld niet verlaat, vergeet waar het denken toe dient. De schrijver die schrijft om het schrijven, vergeet waar literatuur toe dient. De ontmoetingsplaats van literatuur en filosofie in mijn particuliere bibliotheek is de samenleving, het engagement.

Daarom kijk ik naar de samenleving van nu, de analyses van het verleden en de kansen voor de toekomst. Na lang wikken en wegen, zoeken en schrappen, ben ik tot de conclusie gekomen dat de verzameling boeken die rondom me staat, met een nihilistische bril op naar de wereld kijkt.

 

Herkomst van de term

Afijn, een bibliotheek die in haar naar de wereld van het nihilisme en de nihilistische cultuur in zich draagt. Om een scherp beeld te krijgen bij wat dit nihilisme an sich en het nietzscheaanse nihilisme in het bijzonder inhoudt, vraagt om enige verdieping. De herkomst van de term is van origine Franstalig. Het is een scheldwoord uit de tijd van de Franse Revolutie, dat bedoeld is als benaming van mensen in wiens handelen met totaal niets zag. Een positievere betekenis krijgt de term in de jaren zestig van de negentiende eeuw in Rusland. Voornaamste aanleiding hiertoe vormde de roman Vaders en Zonen van Toergenjev. Hierin wordt de nihilist neergezet als iemand die op voorhand niets voor waar aanneemt en voor geen enkele autoriteit wilde buigen. Het was een erenaam in de laatste decennia van het negentiende-eeuwse Rusland.

Binnen de filosofie krijgt de term zijn plek aan de hand van het oeuvre van de Duitse filosoof en filoloog Friedrich Nietzsche. Hij omarmde naar eigen zeggen noodzakelijkerwijs het nihilisme als een onontkoombaar fenomeen. Voor Nietzsche zelf is de komst van het nihilisme voor de Europese cultuur niet af te wenden. Zij is het gevolg van de dood van God -Nietzsche laat in De vrolijke wetenschap de dolle mens de dood van God verkondigen en spreekt hierbij de angst uit wat deze dood voor de mens betekent – en het derhalve metafysisch vacuüm dat daardoor ontstaat. Nietzsche bemerkt een onvolledig nihilisme in de cultuur, omdat hij ervan overtuigd is dat het nihilisme overwonnen kan worden en daarom doorleeft moet worden.

De koppeling

Dit laatste is voor mij een belangrijk handvat. Nietzsche weet het nihilisme als het ultieme niets te omarmen, maar omarm wél het actieve nihilisme. Deze stroming legt zich niet gelaten neer bij de totale waarde-loosheid van de dingen, maar wil vanuit dat allesomvattende niets opbouwen. Het ziet de mogelijkheden om opnieuw te scheppen. Daar is voor mij de koppeling met het lezen, het denken en het schrijven. De aanvang is leegte, maagdelijk wit papier dat vraagt om aandacht, dat vraagt om geaaid te worden door de pen.  Vanuit die sneeuwwitte vlakte ontstaat iets. Soms heet ‘t poëzie, soms heet ‘t een essay, soms een filosofisch traktaat. Vergeet niet, ook de grote werken uit de (literaire) geschiedenis begonnen ooit op een leeg blad, waarna de schrijver stap voor stap, blad voor blad een geheel construeerde dat uiteindelijk het lezerspubliek wist te bekoren.

Nu komt de paradox van de eigennaam weer subtiel om de hoek kijken. De verzameling boeken heeft een naam, is daarmee plots uniek en heeft tegelijkertijd betekenis gekregen. Betekenis door de naam die het draagt. Vanaf nu is zij slechts een van de vele particuliere bibliotheken met een naam, valt over haar te spreken, te schrijven. Ik omarm de paradox van naamgeving, erken de bibliotheek haar uniciteit en haar kwetsbaarheid nu ze gemeengoed is.