?> ?>

Oswald Spengler, meer dan de man van dat ene boek

Lang stond hij bekend als de man van dat ene boek. Dat boek was allang vergeten, de man van dat boek ook. Tot vorig jaar oktober de vertaling van Der Untergang des Abendlandes verscheen bij Boom Uitgeverij. Twee kloeke delen, vertaald door Mark Wildschut. Met deze vertaling kwam ook de interesse in de schrijver weer tot leven, ineens was Oswald Spengler (1880-1936) weer in beeld. Opvallend is dat de naam van Spengler in de handboeken cultuurfilosofie en sociale en politieke filosofie schittert door afwezigheid. Wie zocht naar meer informatie over de schrijver, was aangewezen op de extra’s die bij de publicatie van zijn magnum opus werden geboden. Een jaar nadat de vertaling verscheen, komt Boom met een vervolg: Oswald Spengler, een intellectuele biografie. Een boek van de hand van historicus en germanist Frits Boterman. Het is een licht herziene uitgave van het proefschrift dat Boterman in 1992 gepubliceerd heeft. De schrijver stelt zich als doel het hoofdpersonage in een brede historische context te plaatsen. Spengler in het licht van de Duitse cultuur op het breukvlak van de negentiende en twintigste eeuw.



De eenzame jongen

Spengler groeit op in een gezin waar de sfeer het best kan worden gekenschetst als afstandelijk en koud. Zijn ouders hebben een ongelukkig huwelijk, ze leven volledig langs elkaar heen. In dit milieu ontwikkelt Spengler zich als kind. Op de basisschool wordt hij gezien als lichamelijk en geestelijk zwak, hij had al van jongs af aan kenmerken van depressie en isolationisme. Spengler blinkt wel uit op school, een leergierige scholier die boeken verslindt. In dit bedrukkende milieu ligt het fundament voor het voor Spengler zo typerende pessimisme.

Al op zijn zestiende maakte Spengler kennis met een van zijn twee inspiratiebronnen: de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. Hij las diens Aldus sprak Zarathustra en zag daarna een messiaanse rol voor zichzelf weggelegd. Later zou Nietzsche samen met Goethe het intellectuele fundament vormen voor De ondergang van het Avondland. Maar voordat het schrijven van zo’n boek überhaupt speelde in het hoofd van Spengler, ging hij studeren. Hij koos voor de natuurwetenschappen, en verdiepte zich gelijktijdig in de filosofie. In 1904 promoveerde hij op een proefschrift over Heraclitus. Eenmaal afgestudeerd koos Spengler met frisse tegenzin voor een carrière in het onderwijs. Dit viel hem zwaar, maar hij hield vol tot ongeveer 1910. In daar jaar overleed zijn moeder en op grond van diens erfenis vertrok Spengler in 1911 naar München.

De omslag in 1911

Terug in München – hij had er in de eerste jaren van de twintigste eeuw een deel van zijn studie gevolgd – kwam Spengler tot een bittere conclusie. Van de cultureel bloeiende stad die hij kende was betrekkelijk weinig overgebleven. De industrialisatie heeft zijn invloed gehad op de beleving van stad en de kunst. Na deze constatering koos Spengler voor een bewust isolement, om in alle rust en stilte te kunnen werken aan zijn nieuwe taak als Dichter-Denker. Hij wilde geen wetenschap bedrijven, maar poëzie componeren.

In dit kluizenaarschap ligt het begin van De ondergang van het avondland. Door het afbrokkelen van de klassiek-humanistische esthetica in Duitsland en het eveneens afbrokkelen van de sociale positie van de intellectuelen en ambtenaren komt het pessimisme tot uiting in Spenglers denken. Het resultaat is een cultuurpessimistisch hoofdwerk. Geïnspireerd op de methodiek van Goethes morfologie stelt Spengler dat de westerse cultuur in haar laatste fase verkeert. Op grond van een historische analyse beschrijft Spengler cultuur als iets dat aan een levenscyclus doet denken: het wordt geboren, leeft en zal uiteindelijk sterven. De westerse cultuur zit volgens Spengler in de laatste fase van haar “leven”.

Het boek verschijnt na de voor Duitsland dramatisch verlopen Eerste Wereldoorlog. In het kielzog van die verloren oorlog maakte een gevoel van onmacht zich meester van de Duitse samenleving. In deze teneur was Spenglers pessimistische boek een graag gelezen werk, het sloot aan bij een breed ervaren gevoel in Duitsland.

Van cultuurfilosoof naar politiek-ideoloog

Boterman beschrijft de omslag in het denken van Spengler na het publiceren van zijn cultuurfilosofisch hoofdwerk. De cultuurfilosofie maakt na de Eerste Wereldoorlog plaats voor politiek denken. Na de constatering dat de westerse cultuur aan het afbrokkelen is verschuift Spenglers aandacht van Geist naar Macht. Hoe de neergang van de Duitse macht en de Duitse cultuur tegen te gaan? Een ding wist hij vrij zeker: de parlementaire democratie had zijn langste tijd gehad. Politieke macht was volgens Spengler iets voor een kleine elite, zijn politieke denken was op een aristocratische leest gestoeld. Voor specifiek de Duitse samenleving zag hij vanuit zijn conservatieve blik twee gevaren: het liberalisme en het bolsjewisme. Hij ontwikkelde zich in deze periode tot een fervent tegenstander van de Weimarrepubliek.

Met de neergang van de Weimarrepubliek en de gedateerdheid van de parlementaire democratie, zag Spengler voor Duitsland nog maar een optie: een elitaire dictatuur die orde op zaken moest stellen. Een inspirerend voorbeeld voor hem was hierin de fascistische leider in Italië, Mussolini. In Italië had de elite de macht gepakt en orde op zaken gesteld, daar was Duitsland ook aan toe. Hoewel Spengler vaak als de inspirator van de nationaalsocialisten in Duitsland wordt gezien, had hij niks op met hun manier van politiek bedrijven. Aan het regime van de NSDAP was niets elitairs, een democratisch gekozen club zonder aristocratische grondslag. Toch wees Spengler een politieke loopbaan niet af. Maar door deze carrière kwam een dikke streep, nadat Spengler in 1933 een tekst publiceerde die bij de nazi’s verkeert viel. Hij trekt zich terug en sterft in 1936 op een manier die past bij zijn manier van leven: eenzaam en gedesillusioneerd.

Oswald Spengler in breder perspectief

Met zijn dissertatie wilde Boterman achterhalen hoe een studeerkamerfilosoof kon verworden tot een politiek ideoloog. Hij wilde de historische persoon Oswald Spengler in een breder historische perspectief plaatsen en diens betekenis voor de geschiedenis op waarde schatten. Toen Boterman in 1992 schreef over Spengler was hij al bijna vergeten, en waren zijn theorieën allang achterhaald. Boterman kon toen niet bevroeden dat binnen afzienbare tijd Spengler en diens conservatieve politieke ideologie weer hoogtij zou vieren. Zijn dissertatie bevat vrijwel alle elementen die in de jaren die volgden het oeuvre van Boterman zouden vormen: Duitse moderne geschiedenis, cultuur versus macht en de rol van Pruisen in het Duitse Rijk. Het is in wezen de kiem van zijn oeuvre.

Met deze herziene uitgave van zijn proefschrift geeft Boterman de lezer de kans de herboren ster aan het conservatieve firmament beter te leren kennen. Het is een kloeke wetenschappelijke uitgave, voorzien van een uitgebreid notenapparaat. Het is evenzeer een brede kennismaking met Oswald Spengler en het Duitsland van de late jaren van de negentiende en de beginjaren van de twintigste eeuw.

Oswald Spengler. Een intellectuele biografie
Frits Boterman
Boom Uitgeverij
ISBN 9789024420933
Verschenen in mei 2018

verwante teksten

Friedrich Nietzsche, een filosoof voor allen en voor niemand

 ‘Ik duik nog even in de biografie van Nietzsche,’ roep ik wandelend naar mijn bureau. Verschrikt kijkt de kat, die…

Herman de Coninck, zoekende dichter, authentiek journalist

Het zal een dikke twee jaar geleden zijn, dat ik bij mijn vertrouwende antiquariaat Isis in Groningen binnenstap. Toen een…

Willem Kloos. Onmatig en soms onmogelijk

‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’ is misschien wel de meest gekende zin uit het oeuvre…

Reisverslag van een vriendschap

Op de eerste verdieping aan de Leidsekade zag het grootste deel van zijn oeuvre het levenslicht. Daar, in zijn werkkamer,…